Renate en ik arriveerden op de vooraf gereserveerde camping in Denemarken. Het was behoorlijk warm geweest die dag. Stinkend als een buffel kwamen we bezweet uit de auto. Snel haalden we de bungalowtent uit de auto en legden alle 36 tentstokken gesorteerd op stickertjes bij elkaar. Geel bij geel, groen bij groen, rood bij rood, blauw bij blauw, zwart bij zwart en wit bij wit. We maakten even kennis met de buren en hun schatten van kinderen en renden vervolgens door naar het zwembad om een frisse duik te nemen.
Na lekker gesparteld te hebben in het water bleken de schattige kindertjes kwaadaardige duiveltjes te zijn. Onze stokken waren door elkaar gelegd en de kinderen waren lekker creatief geweest met de stickertjes. Veel stickertjes waren verwisseld en van enkele stokken waren de stickertjes afgepulkt. Hierdoor kreeg het geraamte van de tent allerlei vormen. Eerst hadden we een bol, vervolgens een piramide en daarna een revolutionair fantasiemengelmoesje waarvoor in de wiskundige wetenschap nog geen definitie bestond. We mopperden op elkaar over onze dommigheid terwijl de kinderen ons op veilige afstand uitlachten. Dat was niet verstandig van ze… Ik schopte de tentstokken uit elkaar en rende zwaaiend met één van de verbogen stokken achter die koters aan. Eén van de kinderen kreeg ik te pakken. Ik boog de stok om hem heen zodat hij geen vin meer kon verroeren waarna ik ruzie kreeg met de ouders van de kinderen. Renate probeerde ondertussen de boel te sussen.
Oververhit sprongen we de auto weer in om snel een andere tent te kopen. Budgettair hield dit in dat we iedere avond zelf moesten koken in plaats van de lokale visrestaurantjes te bezoeken. Het voor de zekerheid meegenomen kookstelletje werd dus een noodzakelijk kwaad. Om het toch gezellig te maken, kochten we een klein barbecuesetje en een zak kooltjes. We kochten ook een tentje, dat zo klein was dat je de kont niet kon keren. Mooi weer werd hierdoor nog belangrijker.
Snel reden we terug naar de camping en zetten het tentje op. Dankzij de duidelijke instructies was het opzetten van het tentje een fluitje van een cent. Omdat het tentje zo klein was, moest veel van de inboedel buiten blijven staan. Achteraf was het misschien verstandiger geweest deze spullen veilig in de auto op te bergen maar ach, het zou de komende week mooi weer blijven. Niets bleek minder waar. De lucht betrok een beetje totdat uiteindelijk gitzwarte wolken boven de camping samenkwamen. Het rommelde in de lucht en wij bliezen ons tweepersoonsluchtbed op zodat we deze nog snel in de tent konden duwen. In onze haastige inpakdrift waren we de opblaaspomp vergeten waardoor ik als een wilde met de mond aan het tuutje lucht blies in het bed. Aan de andere kant liep de lucht er net zo snel weer uit. We hadden geen plakkertjes bij ons waardoor we uit armoede maar de los gepulkte stickertjes van de bungalowtentstokken gebruikten. Velen lieten direct weer los maar gelukkig lukte het uiteindelijk om het luchtbed te repareren en vol te blazen. Snel nog even in de tent leggen en klaar was Kees. Mooi niet! Het luchtbed was prima geschikt voor de bungalowtent maar bleek zo’n zeven centimeter te breed voor het nieuwe tentje! Ondanks de vlot afnemende temperatuur had ik mijn kookpunt bereikt.
We renden uit de tent naar de auto, verstelden de stoelen in de slaapstand en probeerden zo goed en zo kwaad als het ging de nacht door te brengen in de auto. Die nacht stormde en regende het zo hard dat we de volgende dag nauwelijks naar het tentje durfden te kijken. Deze had het noodweer echter verassend overleefd en zag er nog strak uit. De spulletjes die we niet meer binnen hadden kunnen zetten waren nat maar konden daar gelukkig wel tegen, met uitzondering van de rollen toiletpapier die als een soort papier-maché poppetje aan elkaar vastgeplakt zaten. Het werd een stralende dag en we hadden ons voorgenomen dat de storm van die nacht ons humeur niet zou beïnvloeden. Het was immers vakantie dus moest het gezellig zijn. We gingen naar de lokale supermarkt waar we een nieuw iets smaller luchtbed kochten. Tevens sloegen wij worstjes, shaslicks en speklapjes in voor de barbecue die we voor de avond gepland hadden.
Het was heet die dag maar het waaide ook flink. We zouden dus levend kunnen verschroeien maar gelukkig hadden we voldoende zonnebrandolie meegenomen om ons tegen verbranding te beschermen. ’s Avonds staken we het barbecuevuurtje aan. Met extra meegenomen terpentine maakte ik een hoog vuur zodat de kooltjes sneller zouden smeulen. Renate kreeg argwaan en vroeg mij of ik wel wist wat ik deed. Schamper lachend om de bezorgdheid gaf ik aan dat zij zich geen zorgen hoefde te maken. Met een papier-maché poppetje onder de arm liep Renate richting het toilet. Zoals ieder jongetje wilde ook ík vroeger brandweerman worden. Vol bravoure strooide ik nog wat extra terpentine over het vuur. Dit was niet verstandig. De wind stak op en…. “whoesh” weg was ons tentje. Renate kwam ondertussen weer terug van haar toiletbezoek en zocht naar het tentje. “Huh, hier stond hij toch?” Las ik, verscholen achter een boom, in haar ogen. Uiteindelijk moest ik haar uitleggen wat er gebeurd was. Een grotere vernederende ervaring heb ik nog niet meegemaakt en hoop ik ook nooit mee te maken.
De terugreis naar Nederland duurde ijzingwekkend lang. Het einde van de vakantie betekende tevens het einde van de
—————